‘Peninsula’ van Lieven Stoefs: een poëtisch plakboek vol scherpe observaties
In Peninsula schetst Lieven Stoefs het leven van een man aan de hand van kleine, maar rake observaties en anekdotes. Hij doet dat in een rijke taal vol weemoed en melancholie, denkend en dromend hoe het leven zou kunnen, zou moeten zijn.
In een flits kan een wereld vernield worden, noteert de verteller in het stuk waarin hij de kennismaking tussen zijn opa en oma, die de oorlog meemaakten, op poëtische wijze reconstrueert. Maar in de volgende zin schemert plots het positieve door. “Misschien geldt het omgekeerde ook: een blik, enkele woorden kunnen jarenlang wachten, een lawine aan verdriet verzachten.”
© Elte Peeters / Pelckmans
Pijn en schoonheid, voorspoed en rampspoed, ze schuilen in een klein hoekje, en Lieven Stoefs laat ze de revue passeren. Hij doet dat in korte hoofdstukken. Het zijn observaties, anekdotes, snapshots uit een leven. Zo leest Peninsula als een plakboek vol scherpe herinneringen en bedenkingen, het zijn uitsneden uit een leven waarmee de lezer zelf een groter geheel kan samenstellen. Dat maakt dit debuut origineler en spannender dan de traditionele coming of age, ook al omdat het verschillende generaties overspant, en door de poëtische taal veel aan de verbeelding van de lezer overlaat.
Anders dan in een fysiek plakboek bewaart Stoefs niet alleen de herinneringen aan een vrolijke jeugd. Hij deelt ook de pijn, de onzekerheid, de verwarring. Op zijn zesde verhuist de verteller met zijn ouders naar Griekenland, sowieso een ingrijpende gebeurtenis voor een opgroeiende jongen. Zes jaar later maakt het gezin de omgekeerde beweging, terug naar de geboortegrond, waaruit de jongen besluit dat zijn leven voortaan uit periodes van zes jaar zal bestaan.
Dat niet alles koek en ei is tussen zijn ouders, maakt de verteller op subtiele wijze duidelijk. Over zijn moeder schrijft hij: “Overdag trof ik haar stilstaand en peinzend aan. Ze zweeg, maar ik voelde haar broeien […] ’s Avonds schoten verwijten met dubbele tong door de living.” Het tekent zijn jonge leven, hij voelt zich deels verantwoordelijk voor het (on)geluk van zijn ouders, ook al omdat de vader zijn kinderen de stilte en wankelmoedigheid van hun moeder verwijt.
Ontsnappen doet de verteller via het voetbalveld. De kalklijn is de muur die hij optrekt tussen de boze, moeilijke buitenwereld en zijn echte wereld. Als een ware introvert fantaseert hij op het voetbalveld hele werelden bij elkaar, verhalen over de spitsen die hij als verdediger uit de wedstrijd moet zien te houden, over de koppeltjes die elders op het veld tot stand komen. Het verhaal in zijn hoofd is belangrijker dan de wedstrijd zelf.
Altijd weer balanceert Lieven Stoefs tussen zacht en hard, tussen schoonheid en lelijkheid
Zijn houding als jonge voetballer is illustratief voor hoe hij in het leven staat. Veel te veel denkend, vaak iets te weinig handelend, of te traag, te laat. In de liefde zorgt dat voor misverstanden en verdriet. Pijnlijk mooi is hoe Stoefs beschrijft hoe hij met een geliefde door Barcelona trekt, beseffend dat hun gezamenlijke verhaal eigenlijk al is afgelopen.
Eenmaal volwassen kan het voetbalveld alleen niet meer voor ontsnapping zorgen. Die uitweg vindt Stoefs’ verteller in de fabrieken waar hij werkt. In elk bedrijfsproces ziet hij een soort van poëzie, hij is gefascineerd door de manier waarop dingen worden gemaakt, of hoe karkassen van dieren worden vermalen in het slachthuis. Zijn achtergrond als ingenieur zal hier niet vreemd aan zijn, al is hij dan een ingenieur die de schoonheid ziet in buizen, pompen en rekentabellen.
Stoefs vertelt zijn verhaal in een rijke taal vol melancholie en beeldspraak. Hij ziet geen laboranten, maar “tovenaars die de wereld onherroepelijk zouden veranderen.” En altijd weer balanceert hij tussen zacht en hard, tussen schoonheid en lelijkheid. Niet toevallig beschrijft het eerste hoofdstuk een kloof in een aardkorst, maar het kan ook een platform zijn in de fabriek waar hij werkt. “Een hoogte stelt de keuze scherp: de schoonheid van het uitzicht of de troost van de sprong.” Er is altijd een keuze: staren in de verte, dromen van een ander, beter, mooier leven, of keihard naar beneden blikken, de steile afgrond in.
Op het einde trekt de verteller opnieuw naar Athene, de stad en het land uit zijn jeugd was hij bijna vergeten. Hij bezoekt het Parthenon op de Akropolis en noteert: “Ik verzamelde scherven. Langzaamaan begreep ik: de brokstukken krijgen we te zien, nooit wat er oorspronkelijk was, gaaf en onhoudbaar mooi.” Het is, na wat vooraf ging, niet zo moeilijk om hier een metafoor voor het leven in te lezen. Het illustreert meteen wat een bijzonder, meerlagig debuut Stoefs heeft geschreven. Terecht genomineerd voor de Bronzen Uil.
Lieven Stoefs, Peninsula, Pelckmans, Kalmthout, 2023, 206 pp.